- Jasmijn Groot -
Charlotte (1816-1855), Emily (1818-1848) en Anne Brontë (1821-1848) waren drie Engelse poëten en schrijfsters, wiens verhalen een succes werden door hun passie en originaliteit, en die tegenwoordig worden gezien als meesterwerken in de Engelse literatuur
Jeugd
De zussen waren de kinderen van de Ierse pastoor Patrick Brontë en de Engelse Maria Branwell. Patricks originele achternaam was Brunty en hij was de oudste van tien kinderen uit een arm boerengezin. De kinderen ontvingen geen formeel onderwijs, maar met de vier boeken die het gezin rijk was, leerde Patrick zichzelf lezen. Met een beurs kon hij begin 19de eeuw theologie studeren in Engeland, waar hij zijn naam formeel veranderde in Brontë. Maria Branwell kwam uit een welvarend koopmansgezin uit Penzance, Cornwall. Nadat ze allebei haar ouders had verloren, verhuisde ze in 1812 naar Yorskshire om haar tante te helpen bij het runnen van diens Methodisten school. Daar ontmoette ze Patrick, die er ook bij een school werkte. De twee waren op slag verliefd en trouwden binnen drie maanden. Samen kregen ze zes kinderen: Maria jr., Elizabeth, Charlotte, Patrick Branwell, Emily en Anne.
Het jonge gezin verhuisde in 1815 naar Thornton, waar Patrick aangesteld werd als pastoor en een beter inkomen genoot. In 1820 verhuisden ze naar Haworth, waar ze intrek namen in de pastoorswoning naast de kerk, waar nu het belangrijkste museum huist over de Brontë familie.
Maria overleed al in 1821 aan baarmoederkanker, toen Emily en Anne nog babies waren. Maria's oudere zus Elizabeth trok bij de achtergebleven Patrick en zes kinderen in om te assisteren bij het huishouden en het opvoeden van de jonge kinderen. Patrick heeft zeker drie huwelijksaanzoeken gedaan aan drie verschillende vrouwen, wellicht om Elizabeth te ontlasten van de taken die ze op zich had genomen. Maar tevergeefs, de aanzoeken leidden nergens toe en Patrick bleef de rest van zijn leven weduwnaar. Elizabeth bleef bij het gezin wonen tot haar overlijden in oktober 1842. Ze werd omschreven als een vrouw die als geen ander op de hoogte was van wat er zich in Haworth afspeelde en die strikte regelmaat in stand hield in het leven van de familie Brontë. Ze was streng en verwachte respect, waardoor ze niet hecht was met de oudste kinderen. Alleen met Anne, de jongste Brontë-telg, met wie ze jaren lang een kamer deelde, had ze een warme band.
De kinderen werden in eerste instantie thuis onderwezen door Patrick en Elizabeth. Patrick stuurde de meiden - met uitzondering van Anne, die nog te jong was - in 1824 naar de Clergy Daughters' School in Lancashire . Deze school bood onderwijs aan de kinderen van verarmde pastoorsgezinnen en was als zodanig een oplossing voor Patrick en Elizabeth, die met zijn tweeën overweldigd waren in de opvoeding van zes kinderen. De leefomstandigheden waren echter niet te best op de school en de twee oudste dochters, Maria en Elizabeth, werden ernstig ziek. Ze overleden allebei in 1825 aan tuberculose. Het verlies liet een blijvende indruk achter op het gezin. Charlotte en Emily werden direct van school gehaald en werden samen met hun broer Patrick Branwell en zusje Anne de daaropvolgende vijf jaar onderwezen door hun vader en tante.
De overlevende Brontë kinderen werden alle vier onderwezen in literatuur, poëzie, talen, tekenen en muziek. Patrick maakte daarbij weinig onderscheid tussen zijn dochters en zijn enige zoon. Hij vond dat vrouwen net zo intelligent waren als mannen en dat zijn dochters daarom net zoveel recht hadden op een onderrichting. Bovendien was Patrick, die zijn positie in het leven had kunnen verbeteren door onderwijs, overtuigd dat ook zijn kinderen door een goede onderlegging betere kansen in het leven zouden krijgen.
Het lijkt er echter wel op dat zowel Patrick als zijn dochters de enige jongen in het gezin, Branwell, als een echte genie zagen en grootse dingen van hem verwachtten. De druk achter die verwachtingen werd zeker verder gevoed door de aanwezigheid van talloze poëtische en theologische publicaties van Patricks hand in het pastoorshuis.
Charlotte, Branwell, Emily en Anne groeiden geïsoleerd op binnen de pastoorswoning en maakten weinig vrienden buiten hun eigen familie. Emily in het bijzonder was verlegen en teruggetrokken en had weinig behoefte aan sociale contacten buiten het Brontë huishouden. De kinderen werden onderling wel hecht. De liefde voor literatuur en poëzie die hun vader hen meegaf, kwam tot echte opleving nadat Branwell een doos speelgoedsoldaten cadeau had gekregen. De kinderen begonnen fantasieverhalen voor de poppetjes te verzinnen die zich afspeelden in hun eigen fantasiewerelden, waarbij vooral Charlotte en Branwell de consistentie bijhielden. De kinderen schreven hun verhaaltjes op in miniscule manuscripten in miniatuurschrift, zodat de soldaatjes ze konden lezen.
Werk
De financiële situatie van de Brontë familie was niet puissant, dus alle kinderen moesten als volwassenen gaan werken. En dat moesten ze ver buiten de grenzen van hun dorp doen. De werkgelegenheid in Haworth en omstreken was al aanzienlijk laag toen de Brontë familie er neerstreek. Hoewel de regio bekend was om haar wolproductie, was deze sinds de 17de eeuw geautomatiseerd door het gebruik van molens, waardoor er niet veel mankracht meer aan te pas hoefde te komen.
Voor de zussen waren er niet veel andere opties dan het onderwijs in te gaan. Charlotte had tussen 1831 en 1832 haar educatie afgemaakt aan de Roe Head kostschool in Mirfield. Tussen 1835 en 1838 werkte ze hier ook als lerares. Emily was toen korte tijd één van Charlottes leerlingen, maar zij leed aan extreme heimwee en keerde na enkele maanden al terug naar Haworth. Zij werkte in 1839 kort als lerares in Halifax, maar haar tijd daar was ook van korte duur, omdat ze de stress en de lange werkdagen niet aan kon. Vanaf dat moment draaide ze enkele jaren voornamelijk mee in het huishouden in de pastoorswoning van haar vader in Haworth. Anne verving Emily als leerlinge onder Charlotte en verbleef in Roe Head van 1835 tot en met 1838.
Charlotte werkte van 1839 tot en met 1841 als gouvernante voor enkele families in Yorkshire en Anne van 1839 tot en met 1845. Ze beleefden beiden geen plezier aan hun werk. De werkdagen waren extreem lang en de sociale en maatschappelijke status van gouvernantes was zo laag dat de Brontë zussen hun werkervaringen vergeleken met slavenarbeid. Ze ervoeren gevoelens van eenzaamheid en vernedering tijdens hun loopbaan. Bovendien hadden ze er alle drie moeite mee on hun kinderen in het gareel te houden, steun van de ouders te vergaren, en om te gaan met heimwee. In de weinige vrije tijd die ze beiden hadden, bleven Charlotte en Anne proza en poëzie schrijven. Charlotte zocht actief aanmoediging onder poëten om een carrière als dichteres te bevorderen, maar zij vonden dat zij zich er als vrouw afzijdig van diende te houden.
In 1842 reisden Charlotte en Emily naar Brussel af om aan de kostschool van Constantin Héger hun talenten als onderwijzeressen verder te ontwikkelen tegen kost en inwoning, zodat ze in de toekomst hun eigen school zouden kunnen openen. Hun tante Elizabeth overleed in 1842 en liet alle Brontë kinderen een aanzienlijk erfdeel na. Charlotte en Emily keerden in 1844 definitief terug naar Haworth. Samen met Anne opende Charlotte bij terugkomst in Haworth een school aan huis voor meisjes, maar aan het einde van het jaar moesten ze het project alweer naast zich neerleggen door een gebrek aan aanmeldingen en fondsen.
Branwell was ondertussen niet voor een specifiek vak getraind. Hij had les gehad van musici en tekenaars en koesterde interesse voor onder andere kunst, architectuur en literatuur. Zijn nalatenschap in het Brontë museum in Haworth laat zien dat hij een echte Renaissance man was, poëzie schreef, muziek componeerde en portretten schilderde. In de tweede helft van de jaren 1830 probeerde Patrick Branwell in de leer te gaan als schilder en daar zijn beroep van te maken. Waarom dat niet lukte, wordt door historici nog bediscussieerd. Uit zijn latere correspondentie wordt duidelijk dat Patrick Branwell grote druk ervaarde om een gerespecteerde man te worden. Ook is het duidelijk dat Patrick Branwell in zijn twintiger jaren al een zware drinker was. Hij keerde in 1839 terug naar Haworth en had grote schulden opgerakeld.
In 1840 werkte Patrick Branwell enige tijd als onderwijzer voor een familie in het noorden van Engeland. Na zijn ontslag aldaar, werkte hij tot eind 1842 voor de spoorwegen tussen Machester en Leeds. Tussen de bedrijven door probeerde hij zonder succes zijn literaire werk te publiceren. In 1843 bezorgde Anne hem een baan als leraar bij de familie Robinson, de familie waar zij al drie jaar werkte als gouvernante. In 1845 werd hij abrupt ontslagen.
Schrijvers
In 1845 woonden alle Brontë kinderen weer onder het dak van hun vader, maar was de huiselijke sfeer op zijn zachts gezegd gespannen. Branwells ontslag uit het huishouden van de familie Robinson was het gevolg van de ontdekking door zijn werkgever Mr. Robsinon van een affaire met diens echtgenote, Mrs. Robinson. Uit schaamte voor de situatie diende Anne een aantal maanden later zelf ook haar ontslag in. Mrs. Robinson gaf Branwell behoorlijke hoop dat het tussen hen tot een huwelijk zou komen zodra de oude en ziekelijke Mr. Robinson de pijp uit zou gaan. Niet in de minste zin omdat zij Branwell regelmatig geld stuurde - wellicht om hem stil te houden over hun affaire. Toen Mrs. Robinson het na het overlijden van haar echtgenoot duidelijk maakte aan Branwell dat zij niet met hem in het huwelijk kon treden, verviel Patrick Branwell in zware verslavingen aan alcohol en opiaten. Hij werd een nachtmerrie om mee samen te leven, zijn gedrag werd onuitstaanbaar en een grote bron van schaamte voor de rest van de familie. Branwell wist zowel bij zijn vader en vrienden geld los te peuteren om drank en drugs te blijven misbruiken, waarop zijn familie maar met moeite schuldeisers buiten de deur wist te houden.
De Brontë zussen hadden een korte, slopende en weinig succesvolle carrière als gouvernante achter de rug - met uitzondering van Anne, die als enige een succes van haar werk als gouvernante had weten te maken. Geen van drieën had zicht op werkmogelijkheden of wenste om hun werk in het onderwijs weer op te pakken. Verder hadden ze geen huwelijkskandidaten op het oog en waren ze compleet afhankelijk van een oude, blind wordende vader, die er niet heel lang meer zou zijn. De pastoorswoning waar ze allemaal woonden was niet zijn persoonlijk bezit en zou worden overgedragen aan een nieuw aangewezen pastoor indien hun vader zou komen te overlijden. Hun broer kampte laatsten met zware verslavingen en leek voorlopig niet in staat om voor zijn zussen te kunnen zorgen.
Charlotte maakte zich in haar dagboeken kwaad over Branwells problematische gedrag, vooral gevoed door de realiteit dat mannen als haar broer verwacht werden zelfstandig te zijn en een naam voor zichzelf te maken in de wereld - om dat vervolgens te vergooien. Ondertussen werd zij als vrouw onderschat en ontmoedigd om haar literaire verdiensten te publiceren vanwege haar sekse. begon steeds meer te overwegen om de poëzie van haarzelf en haar jongere zussen te publiceren. Het was vooral Charlotte die het idee vatte om samen met haar zussen hun poëzie te publiceren met de erfenis van hun tante Elizabeth, om zo bij te dragen aan de inkomsten van de familie - zeker nadat ze de magistrale poëzie van Emily, die niet voor haar ogen bedoeld waren, had gelezen. Anne was snel overtuigd, Emily was na enkele dagen ook om
Omdat schrijvende vrouwen niet op hetzelfde niveau werden gewaardeerd als mannen, schreven de Brontë zussen in eerste instantie onder pseudoniemen: Currer, Ellis en Acton Bell. In mei 1846 publiceerden ze gezamenlijk een weinig succesvolle poëziebundel - er werden slechts twee exemplaren verkocht. Ze gingen individueel door met hun eigen schrijfprojecten, Charlotte met The Professor en Jane Eyre, Emily met Wuthering Heights en Anne met Agnes Grey. Hoewel de manuscripten voor Wuthering Heights en Agnes Grey werden geaccepteerd door een uitgever, werd The Professor van Charlotte afgewezen. Zij maakte Jane Eyre af, die meteen werd geaccepteerd en als eerste werd gepubliceerd. De recensenten waren kritisch over Wuthering Heights, en nog meer over Agnes Grey, maar Jane Eyre was meteen bijzonder succesvol. Het is niet duidelijk of Emily na haar eerste roman aan een nieuw manuscript is begonnen. Charlotte ging verder met haar boek Shirley en Anne met The Tenant of Wildfell Hall, dat ze in 1848 publiceerde en mede door de schokkende onderwerpen een direct succes was.
Op het Europese continent was 1848 ook het roerige jaar van revoluties en rappe verandering, wat zijn weerslag vond binnen het Brontë huishouden. In september overleed Branwell onverwachts aan tuberculose. Verzwakt door zijn verslavingen had de ziekte, die ook zijn oudste zussen fataal was geworden, een versnelde werking op zijn lichaam. Op zijn begrafenis kreeg Emily last van een hardnekkige hoest, die zich snel ontwikkelde tot een longontsteking en uiteindelijk tot tuberculose. Emily weigerde medische hulp tot het veel te laat was. Ze overleed drie maanden na haar broer. Anne vatte de ziekte ook. Haar intense rouw om Emily, met wie ze het hechtst was, stond een goed fysiek herstel in de weg, waardoor ze aan einde van het jaar al gediagnosticeerd werd met terminale tuberculose. Ze trok naar Scarborough, in de hoop dat het zeeklimaat haar gezondheid goed zou doen. Ze keerde nooit meer terug. In mei 1849 overleed Anne. Om haar vader nog een begrafenis te besparen, ging Charlotte naar Scarborough om Anne's lichaam daar te ruste te leggen. Anne ligt om die reden als enige niet begraven in het Brontë familie graf in Haworth.
Binnen acht maanden tijd overleden drie leden uit de Brontë familie. Dat er in zulke korte tijd zoveel kinderen stierven binnen één gezin was in de Victoriaanse tijd niet uitzonderlijk. De levensverwachting in Haworth was slechts 25 jaar en 41% van de kinderen die werden geboren haalden hun tweede levensjaar niet. Er was geen riolering in het dorp. De enige beschikbare waterbron was besmet door fecaliën en door de rottende lichamen op het kerkhof dat zich aan de top van het dorp bevond. Het dorp was bovendien omgeven door weinig vruchtbare brandingslandschappen, waardoor er weinig variëteit was in de voedselvoorziening. Veel families leefden van weinig meer dan pap en leden aan vitaminegebrek. Al hadden de Brontës het ietsje beter, Charlottes belangrijkste biografe Elizabeth Gaskell schreef dat Charlotte veel van haar tanden mistte.
Charlotte ging na het overlijden van haar jongere zussen door met schrijven en publiceerde haar tweede boek Shirley in 1849 en haar derde Vilette in 1853. Net voor de publicatie van haar derde boek, werd ze onverwachts ten huwelijk gevraagd door Arthur Bell Nichols, een Ierse curaat van haar vader, die al lange tijd verliefd op haar was. Ze weigerde het aanzoek, deels omdat haar vader de match niet zag zitten door Nichols' slechte financiële situatie. Maar Charlottes kennis Elizabeth Gaskell overtuigde Charlotte van de voordelen van een huwelijk en gebruikte haar contacten om Nichols' positie te verbeteren. Charlotte accepteerde het aanzoek begin 1854 en trouwde diezelfde zomer. Bell Nichols trok na de bruiloft in bij zijn vrouw en schoonvader in de pastoorswoning in Haworth.
Snel na haar bruiloft was Charlotte zwanger. Maar helaas overleed ze in 1855 tijdens het eerste trimester van haar zwangerschap aan uitdroging en ondervoeding als gevolg van hyperemesis gravidarum. Patrick Brontë overleefde al zijn kinderen en zijn echtgenote. Bell Nichols bleef bij Brontë wonen om voor hem te zorgen, tot diens overlijden in 1861 op 84-jarige leeftijd.
Nalatenschap
Het werk van de Brontës is origineel door een ongekende combinatie van het fantastische en het realistische, het emotionele en het intellectuele, en door de inspiratie uit hun eigen levens, getekend door verlies van geliefden en ervaringen als onderwijzeressen. Door hun relatieve isolatie, ontwikkelden de zussen een unieke schrijfstijl die nooit eerder was gezien en sinds hun tijd geen gelijken heeft gekend. De Brontë zussen zijn om die redenen drie van de beroemdste schrijvers uit de Engelse geschiedenis en hun werken zijn klassiekers binnen de wereldliteratuur.
Charlotte was de langstlevende Brontë telg. Zij kon het langst van haar succes als schrijfster genieten en was van de drie zussen de best gewaardeerde auteur in hun tijd. Bovendien weten we over haar het meest en is ze de belangrijkste bron voor onze informatie over de andere zussen. En als zodanig heeft ze een behoorlijke vinger in de pap die hun herinnering is gehad.
Charlotte was in de jaren voor haar eigen overlijden al behoorlijk bezig om een zo acceptabel en opgepoetst mogelijk plaatje van haarzelf en haar jongere zussen naar buiten te brengen. Dit was vooral als tegenreactie op kritische stemmen richting de zussen: zij begaven zich als vrouwelijke schrijvers namelijk in een werkterrein dat gedomineerd werd door mannen en hun werken werden ondanks lovende recensies nog wel eens immoreel en schandalig bestempeld. Met de kritiek werd hun vrouwelijkheid aangevallen. Charlotte wilde zichzelf en haar zussen nogal graag doen overkomen als propere, christelijke meisjes. Haar eerste biografe en vriendin, Elizabeth Gaskell, die vlak na Charlottes overlijden de eerste biografie over de schrijfster publiceerde, nam dat stokje voorbeeldig over. Zij zette een trend in gang die de moeilijkere onderwerpen omtrent het privéleven van de zussen en hun 'schandalige' publicaties ontweek en hun nette levenspaden als vrouwen bijna heilig maakte.
Al een halve eeuw na Charlottes overlijden werd duidelijk dat zij niet de vrome martelaar was zoals ze graag wilde overkomen, maar een veel complexere vrouw dan gedacht. In 1913 werden in een Engelse krant haar bewaarde brieven aan Constantin Héger gepubliceerd, die zij na haar vertrek uit Brussel aan hem had geschreven. Uit die brieven is geconcludeerd dat Charlotte verliefd was op Constantin, een getrouwde man, die haar liefde niet beantwoorde. Ook Charlottes correspondentie met haar vriendin Ellen Nussey, die ze kende van Roe Head, laat zien dat haar leven complexer was dan ze vaak voordeed. Deze correspondentie vormt nog steeds de belangrijkste bron voor biografen en werd lange tijd gezien als de uiting van een zeer hechte vriendschap. In recentere jaren zijn er echter historici die een romantische verbinding tussen de twee vrouwen uit de brieven halen, waarin Charlotte onder andere beweent dat ze van elkaar gescheiden zijn, haar wens uit om Ellen te kussen, en met haar samen wil leven als man en vrouw. Gezien het feit dat de vriendschap aanzienlijk bekoelde na Charlottes huwelijk met Bell Nicholls en dat de brieven van Ellen aan Charlotte op het expliciete verzoek van de weduwnaar zijn vernietigd, ondersteunen die hypothese.
Het is ergens goed te begrijpen dat Charlotte het nalatenschap van haar jongere zusjes na hun overlijden wilde beschermen tegen verdere smaad. Maar bij sommige van haar acties zetten sommige historici wel kritische noten. Zeker waar het het nalatenschap van haar jongere zusjes betreft. Want wij kennen hen als personen en schrijvers minder goed, deels door Charlottes toedoen.
Emily leefde een teruggetrokken bestaan en had buiten haar familie weinig vrienden - haar dierbaarste vriendin was haar jongere zusje Anne. Het is daardoor moeilijk voor biografen om een scherper beeld van haar te krijgen. De eersten die na haar dood schreven over Emily, waren haar zus Charlotte en diens vriendin en biografe Elizabeth Gaskell. Zij stelden haar voor als een uiterst verlegen en teruggetrokken jongevrouw, die geen interactie wenste met niemand anders dan haar familie en hun huisdieren, en die het meest thuis was op de ruige moorlandschappen achter hun vaders huis. Zowel Charlotte als Elizabeth worden echter gezien als weinig objectief: Charlotte, omdat zij delen van Emily's werk en persoonlijkheid heeft aangepast om die aantrekkelijk te maken voor een breed lezerspubliek; Elizabeth, omdat zij Emily nooit persoonlijk heeft gekend en niet gecharmeerd was van wat Charlotte over haar te vertellen had. Er blijven daardoor veel onduidelijkheden bestaan over Emily's persoonlijkheid.
De grootste onbekende is echter Anne. Ze scheen bekend te staan om haar zachtaardigheid en kalmte, die waarschijnlijk het resultaat was van een evenwicht tussen diepgevoelde emoties, zorgvuldig nadenken, een sterk verantwoordelijkheidsgevoel en vastberadenheid. Verder weten we bar weinig over de jongste Brontë-telg. Dit komt grotendeels door de funeste uitwerking van haar oudste zus Charlotte op haar eigen nalatenschap.
Charlotte erfde na Annes dood de rechten van The Tenant of Wildfell Hall. Deze briefroman gaat over Helen Lawrence Huntingdon, die een andere identiteit aanneemt om haar huwelijk met de dandy Arthur Huntingdon te ontvluchten. Arthur is in alle opzichten als de beroemde poëet Lord Byron, door wie de Brontë kinderen allemaal geïnspireerd waren: hij is een alcoholist en vreemdganger, die zijn opvliegendheid mentaal en fysiek botviert op de vrome Helen, die zijn ziel wil redden - en daarmee alles wegheeft van Byron's echtgenote Annabella Millbanke. Ook al zijn deze overeenkomsten heel duidelijk, Annes leefsituatie met haar verslaafde broer zal ook zijn doorgesijpeld in het verhaal.
Charlotte besloot door de schandalige aard van het boek om The Tenant of Wildfell Hall niet meer te publiceren na Anne's overlijden. Charlotte, en vele lezers met haar, vonden het werk te immoreel. In de Victoriaanse maatschappij was alles wat een vrouw bezat het eigendom van haar man. Dus wanneer zij haar huwelijk ontvluchtte of zelf een bestaan probeerde op te bouwen, betekende dat volgens de wet dat zij het bezit van haar man van hem weghield, wat gelijk stond aan diefstal. Het wegnemen van kinderen uit de unie stond bovendien gelijk aan ontvoering, omdat de kinderen juridisch gezien tot de echtgenoot behoorden. Charlotte schreef over het boek:
"Wildfell Hall it hardly appears to me desirable to preserve. The choice of subject in that work is a mistake, it was too little consonant with the character, tastes and ideas of the gentle, retiring inexperienced writer."
Door Charlottes beslissing werd er lange tijd nauwelijks aandacht besteed aan Anne en werd zij al snel gezien als de Brontë-zus zonder talent. The Tenant of Wildfell Hall werd in de Verenigde Staten nog steeds uitgebracht en gedurende de twintigste eeuw waren er een handvol liefhebbers van het boek en haar schrijfster. Wildfell Hall kreeg pas in de laatste decennia van de 20ste eeuw bredere erkenning en wordt vandaag de dag gezien als een vroeg feministisch werk.
Het Brontë Parsonage Museum in Haworth is open van woensdag tot en met zondag tussen 10:00 en 17:00. Reguliere toegangskaartjes kosten £12,-.
De St Michael & All Angels Church in Haworth is elke dag vrij toegankelijk
tussen 09:00 en 16:30.
Voor degenen die niet naar Engeland kunnen, is er de film To Walk Invisible, grotendeels opgenomen in het Brontë Parsonage Museum en de straten van Haworth.
Afbeelding: Patrick Branwell Brontë, The Brontë Sisters (Anne Brontë; Emily Brontë; Charlotte Brontë (ca. 1834).
Commentaires