door Jasmijn Groot -

De geschiedenis van Suriname heeft een breed scala aan succesvolle en welvarende vrouwen gekend. Waarschijnlijk de bekendste van hen is Elisabeth Samson (ca. 1715-1751). Zij was een ondernemer, wiens persoonlijke en zakelijke keuzes de gender- en raciale normen van haar tijd aan de kaak stelden. Haar leven is uitgebreid bestudeerd door academici om te begrijpen op welke manieren zwarte vrouwen bijdroegen aan de economie, hoe zij sociale normen bekritiseerden en hoe Suriname sociaal was georganiseerd. Een controversieel figuur in haar tijd, blijft Samson dat voor sommigen vanwege haar eigendom van slaven als zwarte vrouw.
Elisabeth Samson werd geboren in Paramaribo, Suriname, dat destijds een kolonie van Nederland was. Ze was het zevende en jongste kind van een voormalig slavin genaamd Nanoe en een onbekende vader. Nanoe's twee oudste kinderen waren bevrijd volgens het testament van hun vader, de witte plantagehoduer Jan van Susteren, na zijn overlijden in 1712. Zij bevrijdden op hun beurt hun moeder. Elisabeth werd als vrije vrouw geboren, de eerste in haar familie. Het was een feit waar ze haar hele leven trots op was.
Elisabeth groeide op in het huishouden van haar oudere halfzus Maria. Na het overlijden van Maria’s eerste man Pierre Mivela, hertrouwde ze met Frederick Coenraad Bossche. Zowel Mivela als Bossche leerden Elisabeth lezen, schrijven en rekenen. Bossche gaf Elisabeth ook vanaf jonge leeftijd klusjes in zijn importbedrijf. Toen ze een tiener was, deed Elisabeth de boekhouding en privé-correspondentie voor Bossche. Deze ervaringen leerden haar veel over economie en zaken.
Volgens documenten had Elisabeth op haar negentiende al eigen eigendommen verworven. De machthebbers stonden echter negatief tegenover een zwarte vrouw die zaken deed. In 1736 werd Elisabeth ten onrechte beschuldigd van smaad en verbannen uit Suriname. Ze maakte met succes bezwaar tegen het vonnis in Amsterdam en keerde in 1739 terug.
Het is niet precies duidelijk wanneer het begon, maar Elisabeth leefde jarenlang samen met de Duitser Carl Otto Creutz. Hoe het ook zij, in 1742 bezat Elisabeth twee koffieplantages, Toevlught en Welgemoed, en woonde daar met Carl, die in het leger werkte, terwijl Elisabeth volledig de controle had over de huishoudens en de plantages. Samen leefden zij in grote luxe en hadden meer dan veertig slaven tot hun beschikking, die in tegenstelling tot andere slaven op een eigendom naast de plantage woonden. Carl overleed in 1762 na vele ziektes.
In 1764 was Elisabeth de eerste zwarte vrouw in Suriname die met een witte man wilde trouwen. Gemengde huwelijken waren sinds 1685 verboden. Er vond veel heen en weer plaats tussen Suriname en Nederland. Een paar politici waren voor het huwelijke gekant, want zij bedachten zich dat de rijkdom die Elisabeth had vergaard, uiteindelijk geërfd zou worden door haar witte man, die een lid was van ‘een nobel ras’ (hun woorden, niet de mijne). Tegen de tijd dat de definitieve beslissing Elisabeth bereikte, was haar toekomstige echtgenoot al overleden. Elisabeth vond snel een andere witte bruidegom, Hermanus Daniel Zombre, en trouwde met hem in 1767.
Volgens Cynthia McLeod, die Samson uitgebreid heeft bestudeerd, hield Elisabeth niet van Zombre. Ondanks haar vrije status en haar rijkdom, werd ze in het gekoloniseerde Suriname altijd als een 'negerin' geclassificeerd (nogmaals: hun woorden, niet de mijne). Ze was altijd inferieur aan anderen, en als een vrouw die samenleefde met mannen zonder te trouwen, werd ze bestempeld als een hoer. Misschien waren dit de redenen waarom ze wanhopig verlangde naar de status van een getrouwde vrouw. Kort na het huwelijk gaf ze opdracht om een schip te bouwen, dat ze zelf gebruikte om haar koffie te exporteren. Helaas zonk het schip twee jaar later buiten North Carolina.
Elisabeth Samson overleed in 1771 op 56-jarige leeftijd. Haar man erfde haar eigendommen, maar raakte in de schulden tegen de tijd van zijn overlijden 1784. De bezittingen werden vervolgens overgenomen door Jan en Theo Marselis, twee koopmannen uit Amsterdam.




Schrijfster Cynthia McLeod specialiseerde zich in het slavernijverleden van Suriname. Zij schreef meerdere boeken en artikelen over Elisabeth Samson. McLeod is bekend om haar roman 'Hoe duur was de suiker' (ISBN 978 90 5429 448 1 €23,99 paperback) en de film van dezelfde naam. Het boek 'Elisabeth Samson een vrije, zwarte vrouw in het achttiende-eeuwse Suriname' (ISBN 978-99914-0-050-1) en het artikel 'Celebrating the extraordinary life of Elisabeth Samson' van McLeods hand zijn de belangrijkste bronnen voor dit artikel. Bezoek de website van het Elisabeth Samson Huis voor meer literatuur over Elisabeth en de geschiedenis van Suriname

Jasmijn is genderhistorica. Ze publiceert artikelen voor onder andere Opzij en Winq en stelt haar expertise ter beschikking aan verschillende multimedia. Jasmijn studeerde Geschiedenis en Oudheidkunde aan de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit.
- ENGLISH BELOW -

The history of Suriname has seen a wide array of successful and wealthy women. Probably the best known of them is Elisabeth Samson (ca. 1715-1751). She was an entrepreneur, whose personal and business choices challenged gender and racial norms of the times. Her life has been examined extensively by academics to understand the ways in which black and mixed-race women contributed to the economy, challenged social norms, and how Suriname was organized socially. A controversial figure in her days, Samson continues to be so for some, due to her ownership of slaves as a black woman.
Elisabeth Samson was born in Paramaribo, Suriname, which at the time was a colony of the Netherlands. She was the seventh and youngest child of a formerly enslaved woman called Nanoe and an unknown father. Nanoe’s two eldest children had been liberated by the will of their father, the white plantation owner Jan van Susteren, after he passed away in 1712. They in turn freed their mother. Elisabeth was thus born a free woman, the first in her family. It was a fact that she would be very proud of her entire life.
Elisabeth was raised in the household of her older half sister Maria. After Maria’s first husband Pierre Mivela passed away, she married Frederick Coenraad Bossche. Both Mivela and Bossche taught Elisabeth to read, to write and to count. Bossche also assigned Elisabeth to chores in his importing business from an early age onwards. When she was a teenager, Elisabeth did the accounts and private correspondence for Bossche. The experiences taught her about economics and business.
According to documents, Elisabeth had acquired her own property by age 19. However, the people in power were biased against a black woman going into business. Elisabeth was wrongfully accused of slander in 1736 and banished from Suriname. She successfully appealed the verdict in Amsterdam and returned in 1739.
It is not clear exactly when it started, but Elisabeth was living together with the German Carl Otto Creutz for years. In any case, by 1742, Elisabeth owned two coffee plantations, Toevlught and Welgemoed, and lived there with Carl, who worked in the army, while Elisabeth was in complete control of the households and the plantations. Together, they lived in great luxury and had more than forty slaves to their disposal, who unlike other slaves lived on a property next to the plantation. Carl passed away in 1762 after suffering many illnesses.
In 1764, Elisabeth was the first black woman in Suriname who wanted to marry a white man. Mixed marriages had been forbidden since 1685. There was a lot of back and forth between Suriname and the Netherlands, with a few politicians in favour of the marriage, as the wealth Elisabeth had garnered would be inherited by her white husband, who was a member of ‘a nobler race’ (their words, not mine). By the time the final decision reached Elisabeth, her groom-to-be had already passed away. Elisabeth quickly found another white groom, Hermanus Daniel Zombre, and married him in 1767.
According to Cynthia McLeod, who has studied Samson extensively, Elisabeth did not love Zombre. However, despite her free status and her wealth, she was classified a 'Negress' (again: their words, not mine) in colonized Suriname, always inferior to others, and as a woman who lived together with men unwed, branded a whore. Perhaps these were the reasons she desperately desired the status of a married woman. Soon after the marriage, she commissioned a ship to be built, which she used herself to export her coffee. Unfortunately, the ship sank outside of North Carolina two years later.
Elisabeth Samson passed away in 1771 at the age of 56. Her husband inherited her property, but he was in debt by the time of his death in 1784. The estates were then taken over by Jan and Theo Marselis, mercantile business men from Amsterdam.




Author Cynthia McLeod specializes in the history of slavery in Suriname. She wrote several books and articles about Elisabeth Samson. McLeod is known for her novel 'Hoe duur was de suiker' (ISBN 978 90 5429 448 1 €23,99 paperback) and the film of the same name. The book 'Elisabeth Samson: A Free Black Woman in Eighteenth-Century Suriname' (ISBN 978-99914-0-050-1) and the article 'Celebrating the Extraordinary Life of Elisabeth Samson' by McLeod are the main sources for this article. Visit the website of the Elisabeth Samson House for more literature on Elisabeth and the history of Suriname.

Jasmijn is a gender historian. She publishes articles for, among others, Opzij and Winq, and offers her expertise to various multimedia platforms. Jasmijn studied History and Classical Studies at the University of Amsterdam and the VU University.
Comentarios